Klas 3 module Content Uitklappen | Inklappen Hoofdstukken Status 1 Aanwijzend voornaamwoord De vorm van het aanwijzend voornaamwoord 2 Bezittelijk voornaamwoord De vorm van het bezittelijk voornaamwoord 3 Bijvoeglijk naamwoord Wat is een bijvoeglijk naamwoord? De vorm van het bijvoeglijk naamwoord De plaats van het bijvoeglijk naamwoord 4 Delend lidwoord 5 Futur simple, futur proche, futur du passé Futur simple 6 Imparfait imparfait 7 L'immeuble 8 Leesvaardigheid Maastricht Londres Les Ardennes belges Paris 9 Les chansons 10 Onregelmatige werkwoorden vouloir (willen) être (zijn) savoir (weten, kunnen) dire (zeggen) connaître (kennen) venir (komen) avoir (hebben) vouloir (willen) pouvoir (kunnen) prendre (nemen) aller (gaan) faire (doen, maken) 11 Ontkenning 12 Persoonlijk voornaamwoord De functie van het persoonlijk voornaamwoord in de zin Persoonlijk voornaamwoord met nadruk lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord 13 Vergelijkingen Vergrotende trap Overtreffende trap 14 Vocabulaire Vocabulaire 1 Vocabulaire 2 15 Voorzetsels bij landennamen en steden 16 werkwoorden op -ir choisir (kiezen)