falloir (moeten, nodig hebben) Paragraaf Voortgang: ← Terug naar Hoofdstuk Dit werkwoord komt alleen voor in de il-vorm. Deze vorm kun je bij dit werkwoord met alle personen vertalen. présent il faut passé composé il a fallu imparfait il fallait futur il faudra futur du passé il faudrait ← Vorige Paragraaf