Voorzetsels bij landen en steden

Paragraaf Voortgang:

In of naar bij landen en steden:

 

Voor steden: à

Je vais à Heerenveen.

J’habite à Assen.

 

Voor vrouwelijke landen: en

(vrouwelijke landen eindigen op een -e, zoals Belgique of Allemagne)

Elle habite en Italie.

 

Voor mannelijke landen: au

Nous allons au Canada.

 

Voor landen in het meervoud: aux

Elles habitent aux Pays-Bas.