Bij een wederkerend werkwoord (voorbeeld: se demander, zich afvragen) gebruik je in het Frans altijd een wederkerend voornaamwoord. (me te se nous vous se) Deze staat voor het hele werkwoord. Als er geen heel werkwoord in de zin staat, staat het wederkerend voornaamwoord voor de persoonsvorm. Staat daar een ontkenning, dan komt het wederkerend voornaamwoord tussen ne en de persoonsvorm.
Voorbeeld: Je ne me couche pas.
Sommige werkwoorden zijn niet wederkerend in het Nederlands, maar wel in het Frans.
Voorbeelden: se lever (opstaan), s’endormir (in slaap vallen) en s’appeler (heten)
Wederkerende werkwoorden vervoeg je in de passé composé altijd met het hulpwerkwoord être. Dat betekent dat het voltooid deelwoord een extra e (v ev), s (m mv) of es (v mv) kan krijgen.
Voorbeeld: Elles se sont endormies.
présent (se coucher, naar bed gaan)
je me couche
tu te couches
il se couche
nous nous couchons
vous vous couchez
ils se couchent
passé composé (se coucher, naar bed gaan)
je me suis couché(e)
tu t’es couché(e)
il s’est couché
elle s’est couchée
on s’est couché(e)(s)
nous nous sommes couché(e)s
vous vous êtes couché(e)(s)
ils se sont couchés
elles se sont couchées
Let op: In ontkennende zinnen komt het wederkerend voornaamwoord ook vóór het hele werkwoord. Staat er geen heel werkwoord, dan komt het wederkerend voornaamwoord tussen ne en de persoonsvorm in.
Je ne vais pas m’entraîner.
Tu ne t’amuse pas.
Elle ne s’est pas reposée.